Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [104]de eerstgeborenen der armen zullen weiden, en de nooddruftigen [105]zullen zeker nederliggen; [106]uw wortel daarentegen zal Ik door den honger doden, en uw overblijfsel zal [107]hij ombrengen. 104. Dat is, de voornaamsten onder de geringen; dat is de allerarmsten of geringsten, namelijk in het koninkrijk Juda. Zie Job 18:13. Of versta hier door de eerstgeborenen der armen de Joden in het algemeen, die een tijdlang de ellendigsten onder de ellendigen geweest zijn. Dezen zullen ten tijde van den koning Hizkia zeker wonen en welvaren. Dit wordt te kennen gegeven door het woord weiden, gelijk hfdst.5 vs.17. 105. Te weten, gelijk het vee doet, als het genoeg geweid en zich zat gegeten heeft. 106. De zin is: O gij Filistijnen, Ik zal u tot den wortel toe door den honger verdelgen, zo de ouden als de jongen, burgers en boeren. 107. Te weten, die basilisk, de koning Hizkia. Zie de vervulling dezer profetie 2 Kon.18:8.